donderdag 11 november 2010

Laufen


Gisteren was ik te gast in een gerenoveerd kantoor, waar ik ook graag even een plas deed op het gerenoveerde sanitair. Ik gebruikte het mooie nieuwe urinoir. Links bovenop stond het merk Laufen, in opvallend nonchalante letters, de scherpte van de vormgeving van de pisbak in acht genomen. Dit urinoir had geen plaatje van een vlieg om op te mikken, zoals dat bij andere urinoirs dat hebben, in dezelfde nonchalante stijl als op dit urinoir Laufen geschreven staat. Ik moest de impuls onderdrukken om over Laufen, aan de buitenkant van het urinoir dus, heen te gaan pissen.

Deze Laufen had een dus geen vlieg, maar wel een fascinerend klein gaatje, ongeveer op de plaats waar anders de vlieg zit. Heeft op mij hetzelfde effect hoor, als een vlieg. Mijn plas kwam helemaal in het urinoir, want ik mikte op het gaatje.

Toen ik had doorgetrokken zat ik geknield voor de Laufen te kijken wat er met het gaatje gebeurde. Het leek erop alsof er een heel klein en zwak straaltje spoelwater uit het gaatje kwam. Het urinoir heeft zelf blijkbaar ook iets nodig om zijn spoelwater op te mikken.

dinsdag 9 november 2010

na de mens

Het is al een oud boek, van de illustrator Dougal Dixon, Na de mens, waarin hij de wereld laat zien over één miljoen jaar, als de mens is uitgestorven. En met de val van de mensen zijn eigenlijk alle grote beesten - blijkbaar de meest kwetsbare - uitgestorven geraakt (de runderen, de olifanten etc). In de miljoen jaar die vervolgens verstrijkt gunt Dixon het (bijvoorbeeld) de konijnen en de ratten om uit te groeien tot angstaanjagend grote roofdieren.

Hij heeft het mooi verbeeld. Ik ging op de plaatjes op zoek naar sporen van mensen, wat ik wil toch niet het gevoel hebben dat het helemaal voor niks is geweest, dat leven van mij en van de mensheid. Waar waren de ruïnes van snelwegen en pompstations? Is zelfs het kernafval niet zichtbaar op de prachtige natuurtekeningen van Dixon?

Ik dacht aan Dixons boek, terwijl ik bouwvakkers puin in een container zag storten, in de Watergraafsmeer. Dat is de zin van ons leven, nu en over één miljoen jaar zeker: puin verplaatsen. De Watergraafsmeer is over één miljoen jaar ook niet meer dan een vreemde aardlaag van vermalen baksteen en andere menselijke fossielen.

maandag 8 november 2010

wokkels


Ik was wokkels aan het eten, toen ik het stukje over windmolens schreef op 5 november. Ik dacht daarbij na over het handig aanblazen van een licht en robuust windmolentje, dat ook iets heeft van de windbelt, een derde type windgenerator dat ik op 5 november niet noemde omdat die heel erg inefficiënt is. Een windbelt is een strakgespannen lint, dat - als het door de wind wordt aangeblazen - gaat trillen. Een magneetje trilt mee en voilà: wisselstroom. Een heel klein beetje wisselstroom.

Het leuke van een lint, vergeleken bij elke molen, is dat een lint recht is en nauwelijks beweegt. Je zou zo'n windbelt op en aan alles wat recht is en in de wind staat kunnen toevoegen. Sinds 2007 is het weer stil geworden rond de windbelt, misschien is er iets mee: duur, lawaaiig, kwetsbaar, inefficiënt, lastige materialen nodig, weinig ondersteuning voor de jonge uitvinder, ... vermoedelijk dat laatste.

Maar goed, ik at wokkels. Wokkels zijn kleine Savonius-windmolentjes. Zou een muurtje, dat volgestopt is met wokkels efficiënt kunnen zijn? Wokkels lijken mij niet duur om te maken. Alleen dat koperdraad en die magneet, daar voel ik me ongemakkelijk bij. Wie gaat ontdekken dat een draaiende paddestoel stroom kan opwekken in hennepvezel?

vrijdag 5 november 2010

windmolens

En ook dit jaar zijn er weer windmolens gemaakt door onze eerstejaars studenten. Omdat dit het tweede jaar is waarin we dit doen, was de gemeenschappelijke kennis groter dan vorig jaar. Er was vandaag een specialist van wind-energie op kleine schaal bij de beoordeling aanwezig, met wie ik de werking van alle dertig verschillende molens beoordeeld heb. Ze draaiden bijna allemaal. Eén draaide de verkeerde kant op.

Het was ook een wedstrijd. De groep MTS-ers die ik begeleid had won de prijs, terecht (zie afbeelding). MTS-ers winnen altijd de prijs, en dat is maar goed ook, want het zijn dit soort MTS-ers die ook de lagering van de aardas voor hun rekening nemen.

Toch mooi in de gelegenheid om aan een specialist in wind-energie op kleine schaal te vragen wat nou de handigste molen is, op kleine schaal: eentje van het Darrieus-type (uitgevoerd met een soort vliegtuigvleugels, die lift veroorzaken) of eentje van het Savonius-type (uitgevoerd met lepels die de wind opvangen). Want daaruit moet je kiezen, in de praktijk. De energetische efficiëntie is vergelijkbaar, zei de specialist, alleen is Darrieus lichter, duurder en kwetsbaarder en is Savonius daar het tegenovergestelde van. Zouden we hierover volgend jaar dan eindelijk een beslissing kunnen nemen?

donderdag 4 november 2010

huilie huilie


Het schijnt dat Geert Wilders Femke Halsema huilie huilie genoemd heeft, of gezegd heeft dat ze huilie huilie doet. Ik weet niet of Wilders dat zelf bedacht heeft; hij heeft deze taalinnovatie in ieder geval gebruikt op een ongebruikelijke plek - in de openbare politiek - en dat heeft indruk gemaakt. In ieder geval op mij. Ik vind huilie huilie erg leuk. Ik begrijp de verontwaardiging wel, maar wil iedereen graag aanmoedigen om zich daar overheen te zetten.

Ik lees vandaag in HP/deTijd dat Femke Halsema zegt dat ze haar verloren uurtjes, met haar kinderen in de speeltuin, gebruikt om de 430 boeken te lezen die ze moet beoordelen als voorzitter van de jury van de AKO-literatuurprijs. Dit is al een ouwe HP/deTijd, want ik lees niet erg snel. Ik vind het tragisch dat Femke Halsema de uurtjes die ze met haar kinderen in de speeltuin doorbrengt verloren uurtjes noemt.

Ik denk dat huilie huilie precies is wat ik Femke Halsema zou gunnen: een gevoelige leider te zijn, die empathie heeft voor mensen die slecht behandeld worden.

dinsdag 2 november 2010

snor

Als ik mij scheer, ongeveer eens per week, doe ik dat als een striptease: in etappes. Ik scheer mij met een tondeuse, dus ik ben eigenlijk bezig om een baard weg te halen. Eerst van mijn wangen, symmetrisch, en dan kijk ik wat het resultaat is, daarna gedeeltes van mijn kin, en weer naar het resultaat kijken, tot ik een snor overhoud. Vaak, zeg maar elke week, ben ik in de verleiding om die snor te laten staan. Ik vind dat erg volwassen, een snor. Ik vind mezelf niet volwassen genoeg voor een snor, maar verder ben ik er erg voor, voor snorren.

Gisteren kreeg ik een bericht van vriendelijke student M - toch ook niet het type voor een snor - met de uitnodiging om hem te sponsoren tijdens de maand november als hij zijn snor laat groeien in de strijd tegen prostaatkanker. M heeft zelf volgens mij geen prostaatkanker, maar hij wil zich, met zijn snor, inzetten voor de andere mannen. Mannen die in hun algemeenheid inderdaad jonger sterven dan vrouwen, bijvoorbeeld aan prostaatkanter.

Ik vind het hartverwarmend zoals M heeft opgepikt dat hij voor zichzelf zorgt door voor anderen te zorgen. Ik ga hem niet sponsoren, maar ik ga wel meedoen. Ik ga ook in deze movembermaand mijn snor laten staan. Ik hoef niet gesponsord te worden, want ik vind het al leuk genoeg om te zeggen dat ik dit doe als strijd tegen prostaatkanker.

maandag 1 november 2010

de zachte technicus


Ik ben vandaag uit de kast gekomen als coördinator van de studieloopbaanbegeleiding van mijn opleiding. Nadat ik dat gedaan had moest ik onder de douche, omdat uit al mijn poriën, maar vooral uit mijn oksels, de zure lucht van angst dampte.

Uit de kast komen houdt hier in dat ik aan mijn - voornamelijk mannelijke - collega's heb uitgelegd dat het heilzaam voor jezelf is om voor iemand anders te zorgen, dat het belangrijk is om naar studenten te luisteren en dat het effectief is om dat als gelijkwaardige te doen. Bovendien heb ik verteld hoe jonge mensen in onze maatschappij stelselmatig anders - onaardiger - behandeld worden dan volwassenen, hoe in mannengemeenschappen (zoals een klooster, een gevangenis of een HTS) homofobie bijna niet te voorkomen is en hoe mensen die denken dat ze voor een dubbeltje geboren zijn denken dat ze voor een dubbeltje geboren zijn.

Ik ben nu tamelijk trots op mijzelf. Het effect op mij is, dat ik mij over mijn tegenzin gezet heb om me echt met dit vakgebied te verbinden. Ik kan me nu wel verbinden, omdat ik geloof dat ik nu echt invloed kan gaan uitoefenen op de cultuur van de techniek. Ik herhaal dat nog maar eens: vanaf nu oefen ik invloed uit op de cultuur van de techniek.