donderdag 31 maart 2011

contactlenzen

Toen ik tien jaar oud was werden mijn ogen opeens zo slecht, dat ik een hulpmiddel nodig had om dingen in de verte te kunnen zien. Mijn droom kwam uit, want in die tijd had Kees van Kooten als Koot een nogal expliciet brilmontuur, en ik wilde graag op Kees van Kooten lijken. Ik mocht dus een bril.

Mijn droom kwam niet precies uit, want wat ik hoopte: dat iedereen me opeens onvoorwaardelijk even leuk zou vinden als iedereen Koot leuk vond, dat gebeurde niet. Wat wel gebeurde was dat er opeens glas zat tussen mij en de buitenwereld. Er zit al 32 jaar glas tussen mij en de buitenwereld. Ik kijk met een condoom. Ik mis daardoor iets in het contact met de buitenwereld doordat ik altijd door glas kijk. Nu ik twee weken contactlenzen draag valt me opeens op hoe ongelofelijk vies en beschadigd mijn laatste bril was. Maar ook contactlenzen zijn een condoom.

Het liefste zie ik de wereld zoals mijn ogen me die zonder glas aanbieden. Bijna altijd volstaat dat, behalve in heel bijzondere situaties, te vermijden situaties: achjter het stuur van een auto die erg hard rijdt, voor de televisie of te computer of in de bioscoop. Ik zou iets bij me willen hebben alleen voor die situaties. Iets, dat ik niet vergeet, zoals mijn mobiele telefoon.

dinsdag 29 maart 2011

mannelijk decolleté


Ik weet dat vrouwen dit allemaal eigenlijk niet voor hun plezier doen, maar zeer vele doen het intussen wel: de voorzijde van hun bovenlichaam inbinden, plooien en tentoonstellen. Hun tieten, daar heb ik het over. Ze doen dat om ons - de mannen - in de war te brengen en om ons van de klassenstrijd af te houden. Niet met opzet, maar uit gewoonte.

Deze gewoonte is al zeer, zeer oud. Ouder dan de klassenstrijd. En tot de tweede feministische golf, aan de vooravond waarvan ik geboren ben, was dit tentoonstellen van geslachtskenmerken - zo schijnt het voor mij - vooral een vrouwending. Maar die golf, die tweede feministische, heeft gemaakt dat rijk (elegant) voor een man (van stand) niet meer genoeg is. Ook aan een mannenlijf worden nu eisen gesteld.

Alle mannen van mijn generatie die nog niet tot totale verslonzing zijn overgegaan besteden aandacht aan hun kont. Wij kiezen een broek waarvan de snit de aantrekkelijke welving van onze billen goed benadrukt, of bij het ontbreken van welving, die organiseert. Maar dat is mijn generatie. Voor de mannen die mijn zoon zouden kunnen zijn (of voor de vrouwen voor wie ze aantrekkelijk moeten zijn) is de snit - of de leugen van de snit - niet genoeg meer. Daarom zit hun broek zo laag.

maandag 28 maart 2011

dialect

Dit hele weekend was ik met zeventien mannen uit het hele Vlaams/Nederlands/Friese taalgebied in Friesland, en er was ook één man uit Engeland, die geen Nederlands sprak. Alles wat we gedaan hebben is ter plekke voor die ene man vertaald in het Engels, want anders kon hij ons niet volgen. Ik vond mezelf daar tamelijk goed in, in simultaan vertalen. Als ik er niet uit kwam zei ik: silly dutch joke.

Wat we daar, naast vertalen, onder andere gedaan hebben is zingen. Voor de Groningers bijvoorbeeld het Pronkjewail. Ik kan dat niet meezingen, want zodra ik de tekst doar gruit en bluit ain wonderlaand komt lopen mijn stembanden vol tranen. Ik mis Groningen meer dan ik zelf weet. Later zong een Vlaamse man nog van de Brug van Willebroek, in Antwerps dialect, wat me eveneens hevig ontroerde. Nooit in Antwerpen gewoond, ik. Hoe zit dat?

Ik moet mijn mening over kunst in volkstaal herzien. Volkstaal is niet raar of plat, maar prachtig! Dat ik zelf geen volkstaal heb vind ik een vreselijk gemis. Goois is mijn taal, maar dat is een propagandataal; geen volkstaal. Het is de taal waarmee wij de oorspronkelijke katholieke schaapherders naar de Hilversumse sloppenwijken verjaagd hebben. Ik ben geboren op grond waar eerst een soort Tineke Schoutens gesproken werd. Ik ben onthecht, ... is het dan gek dat het me moeite kost om voor mijn omgeving te zorgen?

vrijdag 25 maart 2011

baard


Ik ken geen mannen die trots zijn op de rui van hun kruin. Alleen heel artistieke of geleerde mannen worden met openlijk kalende knarren op televisie gedoogd, mits zij hun presentatie beperken tot de artistieke en geleerde onderwerpen. Kaal is niet okee. Ook mijn kaalheid is dus niet okee. De enige oplossing die er voor mijn haar nog is, is dat ik alles eraf scheer. Ik doe dat sinds een maand.

Eind februari was het nog koud. Want dat is het wel: een kaal hoofd is koud. Natuurlijk is de zon nu krachtiger, maar het lijkt alsof mijn hoofd zich inmiddels ook aan het nieuwe scheersel heeft aangepast; dat mijn kouzintuigen zijn doodgegaan of dat de warmteweerstand van mijn hoofdhuid groeide. Maar kaal is vooral heel makkelijk. En is geen kapsel eenvoudiger te maken dat geen kapsel.

Het groeit nog wel, het haar uit mijn hoofd. Alleen het groeit bij mij het minste, waar het volgens de schoonheidsindustrie juist het hardste moet groeien. Dat is zichtbaar na ongeveer drie dagen: dan heb ik wel een soort baard op mijn kin, maar nog nauwelijks een baard op mijn hoofd. Dan heb ik een beetje een raar gezicht. Er is ook altijd wat.

donderdag 24 maart 2011

angst

Voor elke Albert Heijn moet eigenlijk een plein zijn. De enige echt democratische ontmoetingsplek van het moderne stadsleven is vóór de Albert Heijn. Een beetje ruimte, privacy, zon en schaduw vind ik juist dáár prettig. Gisteren viel daar, vóór Albert Heijn dus, een fietsachterlicht naast mijn zware zwaaiende boodschappentas.

Een fietsachterlicht? Ik had geen fietsachterlicht gekocht, dus ik deduceerde ongelofelijk snel dat het zware zwaaien van mijn boodschappentas waarschijnlijk iets met het vallen van het achterlicht te maken had. En inderdaad, daar stapte een man op een fiets zonder achterlicht.

Ik zette mijn tas neer, raapte het achterlicht op en zei tegen de man: 'Hier. Uw achterlicht. Ik heb heb 'm geraakt met mijn tas.' De man deduceerde even snel als ik en zei (met een lach): 'Nou, ik hoop dat je WA-verzekerd bent.' Dit was een grapje. In no time hadden we samen het achterlicht weer op de fiets geklikt. Het was een klik-achterlicht. Pas een half uur later realiseerde ik me dat ik me rotgeschrokken was van zijn grapje. Wat is dat toch, met mannen, dat ze altijd elkaars koelbloedigheid aan het testen zijn?

maandag 21 maart 2011

het nieuwe pinnen


Dat nieuwe rijden, dat was een soort offer aan mijn comfort dat ik kon begrijpen. Het was misschien leuk, op volle toeren met een Opel Manta door het Drentse landschap scheuren en meisjes met een cowboyhoed nafluiten, maar het nieuwe rijden is beter. Beter voor het landschap, en de meisjes zouden het ook niet erg vinden, als het allemaal wat minder uitbundig eraan toegaat, denken ze in de reclamecampagne. Dat het allemaal onzin was, bleek pas later.

Maar dat nieuwe pinnen, wat heb ik daaraan? Ik vond pinnen, net als benzine tanken, al een beschamend intieme handeling; daar sta ik dan, machinaal leeg te lopen of me op te vullen bij een klotsend apparaat, ... hoe kijk ik naar mijn medemens, terwijl ik aan het pinnen ben? En het nieuwe pinnen: het duurt nu twee keer zo lang. Waarom? Is dat een verbetering?

Het is misschien een beetje overtrokken, maar het nieuwe pinnen is voor mij het bewijs dat het internet stervende is. Ik zie de mensen om mij heen ontwaken uit hun computerroes, hun ogen uitwrijven en gewoon weer iets nuttigs gaan doen. En betalen met contant geld, wel zo concreet.

entropie (2)

Ik geloof dat ik het natuurkundige begrip versnelling inmiddels wel aardig in de vingers heb. Het is de toename van de snelheid in de tijd, en ik snap ook dat geen enkel woord in deze zin overbodig is. Versnelling is bijvoorbeeld niet de toename van de snelheid in de aardappelpuree. Tijd hoort erbij. En dat de eenheid van versnelling meters per vierkante seconde is, is wel raar, vanwege die vierkante seconde, maar ik heb daar wel vrede mee.

Ik weet inmiddels dat entropie warmteverandering per graad Kelvin is. En terwijl ik dit opschrijf slaat de twijfel alweer toe. Warmteverandering per temperatuur?? Het lukt mij niet om warmte (energie) en temperatuur (hoe het voelt) als twee verschillende begrippen te zien. Ik zie wel een leraar voor me die moedeloos zijn handen van mij aftrekt: als je dat niet snapt, dan weet ik het ook niet meer.

Wat ik wel snap, is dat de tweede Hoofdwet van de thermodynamica: de entropie van het universum neemt alsmaar en alleen maar toe een rare, incomplete en defaitistische kijk op het universum is. Niet vandaag of morgen, maar eens komt hij, de warmtedood van het universum. Ik en mijn soort mensen geloven dat entropie de motor is van het beste wat het universum is overkomen: de menselijke intelligentie. Wij gaan die warmtedood wel tegenhouden.