vrijdag 26 juni 2009

brede bravoure

Ziezo, ik vind het wel weer even genoeg met Dutch Comfort.

Ik begon dit weblog om mezelf te inspireren voor de energietechniek en om te kijken of ik die inspiratie ook vol kon houden. Bovendien wilde ik uitvinden wat allemaal bij dat vak hoort en of ik bij elk onderdeel ongeveer dezelfde bravoure zou kunnen hebben. Ik wil in de loop van volgend schooljaar steun zoeken voor het oprichten van Dutch Comfort College, en ik weet inmiddels dat brede volhardende bravoure mij altijd erg helpt bij het oprichten van opleidingen en bij het contact met studenten.

Ik vind dat mijn opzet geslaagd is; geslaagd genoeg om Dutch Comfort nu even op vakantie te laten gaan. Misschien krijgt dit weblog een vervolg, maar misschien ook niet. Ik ga nu verder werken aan een filmscript, dat ik onder handen heb.

donderdag 25 juni 2009

appelcider (slot)


Er zijn wel wat overeenkomsten tussen appelcider maken en mest vergisten. Het is niet goed, als het succes van mijn appelcider een maat is voor de groei en bloei van de mobiele mestvergister bv. En het is niet aan een economische crisis te wijten.

Nee, het is de directeur zelf: ik dus. Ondanks uitdrukkelijke waarschuwingen dat de vruchten in de ton met schoon materiaal behandeld moeten worden, was ik te lui om dat ter harte te nemen. Eigenlijk geloofde ik het gewoon niet. Had ik niet in 1989 met Ted in een tuinhuis in Soest door hemzelf uit Roemenië geïmporteerde sinaasappelwodka uit een zeer smoezelige fles gedronken, en was ik niet, in datzelfde tuinhuis de volgende morgen op een zeer fatsoenlijke tijd zonder een spoor van een kater wakker geworden? Teds beschrijvineg van de sinasappelbrouwerij was tamelijk ranzig. Middeleeuwse Trappisten kon je - lijkt me - ook op vijftien meter al ruiken. Het kwam mij goed uit om te denken dat schoon materiaal juist slechte alcohol oplevert.

En of de appelcider nou goed is of slecht, daar kan ik geen beslissing over nemen. Fris sprankelend, zoals me ergens beloofd was, is het zeker niet. Zuur en troebel, dat eerder. Maar soms, terwijl ik het in de schaduw van onze schuur door een doek perste en de onmiskenbare alcoholdamp me omringde, rook het zo zoet! Het kan ook de kamperfoelie geweest zijn, die daar door de planken van de schuur naar binnen bloeit.

woensdag 24 juni 2009

traditie

Vandaag was ik er getuige van hoe ons huis vanaf een vrachtwagen in elkaar gestapeld werd tot de eerste twee verdiepingen van een Amsterdams herenhuis. Ik heb mannen gezien die met een klauwhamer vingerlange draadnagels schijnbaar willekeurig in het houten skelet sloegen, maar ik geloof toch niet dat het die draadnagels zijn die het verschil maken tussen gestapelde houten delen en een samenhangende constructie. Het is vast goed. Het is een bewezen techniek en ik heb geen behoefte om die te begrijpen of om eraan te twijfelen of het goed is.

Wat ik wel begrijp, is traditioneel bouwen. Dat komt door Mijn Leuk Wereldje, van Richard Scarry. Het wereldje is leuk voor Scarry, omdat hij begrijpt hoe het werkt. In zijn wereldje is het basismateriaal op de bouwplaats: planken, stenen, zand, water en buizen. Het blijmoedige werk van de varkens, konijnen, poezen en honden suggereert dat het moment waarop de vrolijk gekleurde buizen gemonteerd worden niet zo belangrijk is en dat er anders ook wel op een organische manier om optredende problemen heen geknutseld kan worden.

Terwijl hij met toegeknepen ogen naar de opbouw van ons huis stond te kijken, vroeg Peter wanneer het huis aan ging, alsof er nu alleen nog een stekker in een stopcontact gestoken hoefde te worden. Wat ik, gezien de snelheid waarmee in de nieuwe tijd gestapeld en gespijkerd wordt, een begrijpelijke associatie vind. Maar dat is niet zo: pas als een huis er is, kan de aansluitprocedure in gang gezet worden. Die duurt daarna ongeveer acht weken.

dinsdag 23 juni 2009

appelcider (2)


Om de slakommen aan de poten van de draaistoel vast te maken (wat dan een windmolen wordt, hopen we), wil ik een houten plaat gebruiken die tussen de vijf poten van de stoel wordt vastgezet. Ongereguleerd liet zijn blik al over het assortiment broodplanken dwalen toen we in IKEA waren, maar ik ben minder puristisch en herinnerde me het spaanplaat dat ik kocht om het appelcidervat luchtdicht af te sluiten, afgelopen herfst.

De appelcider had na vier weken al geklaard moeten worden, maar nu de zomer is aangebroken en de beide appelbomen al zijn uitgebloeid staat de gegiste brij nog steeds ongeklaard onder de deksel. Er liggen allemaal kartonnen dozen op, omdat die platte plaat met het waterslot van pvc niet geschikt is om iets op te zetten, behalve dozen, die toch verder overal in de weg staan.

Gisteravond heb ik de doos geopend. Er kwam geen stoffige schimmelwolk uit en ook geen mansgrote made die mij onmiddellijk aanviel. Het was rustig en het rook naar zure alcohol. Nog steeds: een hele grote emmer met kots. Ouwe kots, inmiddels.
Het klaren, eerst met een vergiet en daarna met een koffiefilter, gaat minstens drie dagen kosten. Al die tijd kan ik het niet meer luchtdicht bewaren, waardoor nu de schimmels kunnen toeslaan en de alcohol verdampt. Maar goed, echt lusten doe ik dat toch niet: alcohol.

maandag 22 juni 2009

bouwvak

Eerder schreef ik hier een stukje dat heette installateursonderdrukking. Ik herhaal dat nog maar eens: installateursonderdrukking. Want het zijn de installateurs die de smerigste, schadelijkste, gevaarlijkste en meest uitputtende 'betaalde' banen kregen met de meest ongezonde arbeidsomstandigheden. Werken met explosieven, giftige stoffen en onveilige machines, in slecht weer en ook als je niet helemaal fit bent - dit alles behoort tot de standaard werksituatie voor vele, vele installateurs overal ter wereld. Installateurs worden ertoe gebracht om trots te zijn op het patroon dat zij slechte behandeling en te hard werken verduren; zij verdedigen dit patroon.

Ons huis in Amsterdam wordt overmorgen in elkaar gezet en daarmee wordt aangevangen om zeven uur 's ochtends, door mensen die daartoe uit Twente gekomen zijn. Is er een plausibele reden dat dit allemaal zo onmenselijk vroeg moet beginnen? Die is er niet.

Niemand heeft baat bij installateursonderdrukking, alleen het systeem. In de zomer, als de installatiemarkt laag is, worden alle installateurs, waar mogelijk onbetaald, met bouwvak gestuurd. Vier armetierige weekjes om achtenveertig weken uitbuiting te compenseren. En dat precies in de periode dat ons huis gebouwd wordt! Niemand heeft baat bij installateursonderdrukking.

vrijdag 19 juni 2009

Amsterdam


Om mij voor te bereiden op de aanstaande terugkeer naar Amsterdam kreeg ik van mijn homoseksuele vriend R een fotoboek over het enorme nieuwbouwproject van die stad aan het IJ. Het boek heet Amsterdam, en het is geschreven door Ton Schaap. Vermoedelijk is hij een homoseksuele stedenbouwer, bijvoorbeeld omdat hij schrijft dat 'nachtelijke zwerftochten langs kroegen en clubs het hele fenomeen homoseksualiteit in drie dagen van zijn tobberige connotatie [hadden] ontdaan.' Dat zal dan gaan om Ton Schaaps homoseksualiteit gaan, want ik geloof niet dat er een driedaagse homoseksuele revolutie heeft plaatsgevonden, waarbij homoseksualiteit in het algemeen van zijn tobberige connotatie ontdaan is.

Toch wel fijn, dat Ton Schaap van alles over zichzelf vertelt. Stedenbouw is ook een beroep dat op de Technische Universiteit wordt aangeleerd, waar het verwoorden van ik-besef geen vast onderdeel van het curriculum is. Verwoorden in het algemeen niet, zeker niet bij stedenbouw. Maar toch, nadat ik het boek als een proefvertaling heb geanalyseerd, begin ik de taal van de stedenbouw te doorgronden en kan ik het ook wel waarderen.

Het hoofdstuk Compact en Suburbaan begin met de zin 'Uit het voorgaande zijn een paar lijnen door te trekken. Compacte stad maken waar het aantrekkelijk is, is de belangrijkste.' Compacte stad maak je, blijkt, vooral door lijnen te trekken door het vervoer; auto's en fietsen en bootjes dus. Dingen dus, met een motor.
Fijn, dat door deze lijn door te trekken, mijn warme belangstelling voor de stedenbouw ook weer een warme belangstelling voor warme werktuigbouw blijkt te zijn.

donderdag 18 juni 2009

kort nieuws (2)

Laatst sprak ik in het openbaar over mijzelf als een geheelonthouder. Na deze voordracht werd ik door verschillende mensen benaderd om te zeggen dat ik moedig gesproken had en dat ze me steunden in mijn strijd. Ik had me niet gerealiseerd dat het woord geheelonthouder appelleert aan strijd en aan moed. Ik bedoelde alleen te zeggen dat ik tamelijk matig leef. Dat ik bier inmiddels vies vind en wijn in een maximale dosis van twee vingerhoedjes kan verdragen. En dat terwijl er, sinds het feest, in onze provisiekast zes flessen wijn en één fles whisky staan. (De verbrandingswaarde is 30 MJ voor één kilo ethanol.)

Daags na het feest meldde de schapenhouder zich, die traditioneel in onze boomgaard zijn schapen weidt. Het veld was door mij met de zeis niet mooier geworden dan het kapsel van een peuter die zijn eigen haar geknipt heeft, maar de schapen maken het, in ruil voor natte stront, helemaal egaal. Nog twee weken, dan is het kaal, schatte de schapenhouder. (Honderd are stoppelig gras in twee weken voor zeven schapen.)

Vandaag heb ik met Ongereguleerd bij IKEA de inkopen gedaan die nu snel moeten leiden tot de windmolen. Ongereguleerd liep al na te denken over de naam van de windmolen. Een naam, die molenachtigheid uitdrukt in alle wereldtalen. We hebben ervoor gekozen om Rrraps! toch maar te bouwen van slakommen. Vijf stuks. Thuis ontdekte ik dat ik er per ongeluk zes heb gekocht. (Bij IKEA krijg je momenteel zes Blanda's voor de prijs van vijf.)

woensdag 17 juni 2009

spiritus sanctus


Zo ben ik: uit het boek van L. John Fry, dat op 23 juni terug moet zijn in de bibliotheek van Eindhoven, heb ik de papieren die ik daarin, alsof het een portefeuille was, tijdelijk had opgeborgen (enkele aantekeningen, een treinkaartje, de aanvraagbon van de bibliotheek) verwijderd en het boek heb ik daarna plechtig op een belangrijke plek gelegd, zodat ik die niet zou kwijtraken. Zo'n plek kan zijn: bovenop de garagedeur, in de oven of bij het oud papier. Ik doe zulke dingen, in totale verwarring, wanneer ik mij verantwoordelijk voel voor spullen van waarde. L. John Fry is nu kwijt.

Ik wilde hier nog minstens twee stukjes over zijn boek schrijven. Eéntje daarvan over een illustratie van L. John (hij heeft zijn boek zelf geïllustreerd), waarmee hij toelicht hoe vulkanisch het proces van vergisting in de vergister verloopt. Ik heb zijn onvaste hand trachten te imiteren op het bijgevoegde plaatje. En naar mate de temperatuur hoger wordt zal dit proces aan slagkracht winnen. De wanden van de vergister moeten hier tegen kunnen.

Ik lijkt me geweldig om dit proces te zien: het gas, dat zich in een rechte zuil omhoog naar de vrijheid vecht. Gas kun je wel kwijtraken, maar niet door het bovenop de garagedeur, in de oven of bij het oud papier te leggen. Gas is voor mij voorlopig nog geestrijke materie. Goed om mij op gas te richten, terwijl ik mij losmaak van het stoffelijke.

dinsdag 16 juni 2009

olielamp

Ik word hier 's morgens gewekt door een wekker van Philips: de wake up light. Die werkt met een spaarlamp die er een half uur over doet om mij vanuit duisternis wakker te schijnen. De felheid van de lamp en de tijd die de lamp nodig heeft om op felheid te komen kunnen ingesteld worden. Niet door mij, maar vermoedelijk wel door mensen die afgestudeerd zijn in de sence-and-simplicitykunde van Philips.

Nu het zomer wordt duurt het tot vlak voor middernacht voordat de Groningse duisternis volledig is ingetreden. Dat intreden van de duisternis duurt ongeveer vier uur. Vier uur! Kom daar maar eens om, wake up light!

Als ik naar bed ga zijn hier de gordijnen nog open. Naar bed gaan (de gordijnen dichtdoen) is een plotseling actieve bezigheid. Vermoedelijk omdat ik bang ben om me te bezeren aan meubels, vensterbanken, wastafels en deurposten, wil ik daar iets meer licht bij dan wat de nacht mij op dat uur te bieden heeft. En toch, gewoon het licht aandoen, dat is me te bruut. Voor dan verlang ik een olielamp. En misschien heb ik dat verlangen aanstaande winter, om een uur of half vijf, nog steeds.

maandag 15 juni 2009

Joe Speedboot (2)


Ongeveer halverwege het boek - dat ik nu uit heb - bedenkt Joe een carrière voor zijn gehandicapte vriend Fransje. Fransje was vóór zijn puberteit in coma geraakt nadat hij was aangereden door een landbouwvoertuig. Na ongeveer één jaar ontwaakt hij; zijn lichaam groeit niet meer, alleen de arm waarmee hij zijn rolstoel aandrijft. Voor die arm bedenkt Joe Speedboot een carrière: arm worstelen.

Ik vind het echt leuk van Tommie Wieringa dat hij over techniek schrijft. Ik vind het ook leuk dat iedereen waarmee de lezer zich moet identificeren in het boek Joe Speedboot inspirerend vindt, terwijl die intussen lyrisch is over smeerolie. Dat is sympathiek, want ingenieurs zijn verder nogal mediaschuw.

Maar arm worstelen met alleen maar een sterke arm en verder het lichaam van een verlamd kind, dat kan niet. In het boek wordt beschreven hoe Fransje met zijn andere arm(pje) een handvat aan tafel moet vasthouden, tijdens het gevecht. Uiteraard maakt de vechtende arm bij het arm worstelen op de toekijkende schrijver het meeste indruk, maar ook een bankschroef kun je niet ophangen aan een wand van zachtboard. De bankschroef zal het tijdens het gevecht inderdaad wel houden, maar de tegenstander rukt met gemak de zachtboardpluggen los. En dat geldt ook voor Fransjes lichaam.

vrijdag 12 juni 2009

zwaartekracht

Het Groninger land is tamelijk heuvelachtig, hoewel 'heuvel' misschien niet het goede woord is, aangezien alle ongelijkheid hier met mensenhanden is opgetrokken en kunstmatig wordt onderhouden. Het Groninger land biedt de fietser twee uitdagingen: tegenwind en dijk- of wierdeopwaarts. Ik kan het niet helpen, maar voor mij is het effect gelijk: hard trappen.

En die wind, daar kan ik wel iets mee. Nog geen promille van die wind wordt opgevangen in een windmolen. De windmolen staat stil, als een visser met een schepnet langs een stromende beek. Want wind is er niet alleen als je er tegenin fietst, maar ook als je stilstaat, zoals de visser met het schepnet.

Wat er ook is als je stilstaat, net zoals de wind, is die zwaartekracht. Maar ik kan geen schepnet verzinnen dat de zwaartekracht zelf kan opvangen. Vallende materie, zoals regen of het water uit een stuwmeer of een lawine, dat is geen kunst, maar die hoef ik niet, want die moet ook weer naar boven gebracht worden. Ik wil de grafitonen zelf in de zwaartekrachtmolen hebben!

donderdag 11 juni 2009

Baboesjka


Hoe meer mest er in de mobiele mestvergister kan, hoe meer methaan eruit kan, dat lijkt me logisch. Mijn ontwerp begint daarom met de buitenmaten van de grootste vrachtwagen. Naar binnen toe volgt er dubbelwandigheid (wegens de isolatie en de wandverwarming van het mengvat) en vervolgens een tweede mengvat, even dubbelwandig en geïsoleerd als het moedervat dat aan de vrachtwagen vastzit. Het binnenste vat kan uit het moedervat getild worden en op locatie naast de mobiele mestvergister geplaatst worden, zodat er nog meer volume is voor nog meer methaan.

Op een nummerplaat achter de voorruit van de chauffeur, waar ook de pluchen dobbelstenen hangen, staat de naam van de geliefde van het bedrijf: Baboesjka.

In het binnenste mengvat zitten de attributen die nodig zijn bij het vergisten: een vaatje met bacteriën, een ballon die het methaan opvangt, een compressor die het gas in flessen perst en de flessen die nadien gevuld worden meegenomen, bij wijze van betaling. Zwaar materieel, dat uiterst zorgvuldig van de tefal-laag van het mengvat getild moet worden. De chauffeur mag zijn rug niet breken, dus dat gaat hydraulisch. Als het aan mij ligt kan die hefarm ook met hoge snelheid mixen: want hoe egaler de mestbrij, hoe talrijker de gasflessen.

woensdag 10 juni 2009

François

In de zesde klas van de lagere school kreeg ik van de twaalfjarige vrouw die ik al twee jaar op afstand maar daarom niet minder vurig beminde een ent van de cake Herman. Herman was een vriendschapscake, wat ik natuurlijk net niet wilde krijgen, maar ik weer niet kon afslaan. Herman zat in een mufruikende Tupperware, en Herman moest rijpen met nieuw meel en nieuw water. Voor ik Herman ging bakken moest ik een gedeelte apart houden om dat in de Tupperware door te geven aan een volgende vriend. Herman is onder mijn hoede gestorven.

De mobiele mestvergister werkt met de methaanvormende bacteriën die alleen bij 55 graden Celsius gedijen. Laat ik dit bacterie François noemen. Als de temperatuur, en zelfs als dat langzaam gebeurt, één graad zakt of stijgt, sterft François al. Ik ben wel benieuwd waar François van nature leeft, ... in geisers of in zeer warmbloedige dieren? Waar moet ik heen, met de Tupperware waarin ik hem wil vangen?

Op de thuisbasis van de mobiele mestvergister wordt François gekweekt en gekoesterd. Als de vergister uitrijdt voor een klusje, gaat François mee in een emmertje dat precies op temperatuur gehouden wordt. Op locatie wordt de vergister gevuld met gier en een beetje biomassa en op de botte manier gemixt en snel opgewarmd tot 55 graden. Als de vergistingsmeester het sein veilig geeft, wordt François via een verwarmde slang uit de emmer bij zijn voedsel gebracht.

dinsdag 9 juni 2009

gras (3)


Over de Groningse boer hoorde ik een mopje, dat als volgt gaat: God stond stralend in het gras en zei tot de Groningse boer: 'Alsjeblieft. Ik schenk je dit land.' Zegt de Groningse boer: 'Is het van mij? Mag ik erover beschikken?' En God zegt: 'Ja. Jij mag erover beschikken.' Pakt de Groningse boer een geweer en richt die op God. 'Van mijn land af!'

Onderdeel van het droomfeest dat ik dit weekend vierde was een wandelingetje naar ons huis over het land van onze buurman. Het leek me, gezien het mopje, verstandig om toestemming te vragen. De maatschap van mijn buurman is voor de helft van Zuid-Hollandse origine en die gaf schoorvoetend toestemming. Op voorwaarde dat we in een rechte lijn achter elkaar zouden lopen.

En dat deden we, met ongeveer twintig wandelaars. En het was waar: een dag later stonden de voetstappen er nog! Gisteren zag ik over dat gedeelte van het erf een kleine trekker rijden, die een roestig voorwerp voortrok over het gras. Vermoedelijk het apparaat dat ik hier ook wel eens langs een zandpad heb zien liggen: een aantal gekartelde cilinders in een raamwerk. Kun je lang gras weer in model kammen?

maandag 8 juni 2009

luchtbanden

Vandaag raakte de achterband van mijn fiets lek. Mijn fietsenmaker hing de fiets aan het plafond en liet het me zien: er was geen spijker in de buitenband maar wel twee gaatjes in de binnenband. 'Erin en eruit', zei ik melig, maar dat was het toch niet. Ik had de band te lang ongepompt gelaten, waardoor hij te zacht was geworden. De binnenband was tegen te velg aan gekomen (aan twee kanten) en daardoor lek gegaan. Terwijl ik dit schrijf vind ik dat een raar verhaal, want de binnenband zit, lijkt mij, altijd tegen de velg. Terwijl mijn fiets daar hing vond ik dat nog niet.

Toen waren we aan de praat geraakt over luchtbanden. Fietsenmaker toonde de pomp waarmee hij alle banden pneumatisch oppompt. Omdat hij ook racefietsbanden oppompt, pompt zijn pomp met tien bar. Tien bar stel ik mij voor als tien liter lucht in één liter. Maar het zou ook best een stuk erger kunnen zijn. Tien bar is veel. Ik zag vanmiddag een tamelijk gezette meneer op een racefiets, waardoor ik die tien bar ook begreep. Tien bar in een klein bandje doen is ongevaarlijk. Als dat ontploft, ontploft het maar een klein beetje. Tien bar in een grote band in levensgevaarlijk.

Fietsenmaker vertelde hoe iemand 0,8 bar gelezen had als acht bar, bij het oppompen van zijn traktorband. De ontploffing die dat veroorzaakte had hem veertig meter weggeblazen en ondersteboven tegen een muur gekwakt. Dood. Terwijl ik dit schrijf vind ik dat een raar verhaal, want 0,8 bar lijkt me lager dan de luchtdruk en dus te laag voor een traktorband. Terwijl mijn fiets daar hing vond ik dat nog niet.

vrijdag 5 juni 2009

mobiel toilet


Ons huis ligt 1,5 km buiten de bebouwde kom. We hebben hier gas en elektriciteit, maar geen riool. Wij lozen in een ondergrondse ruimte onder de oprijlaan naar de garage. Twee keer per jaar wordt de ondergrondse ruimte geleegd om de inhoud over land uit te rijden. Via het gras komen delen van die inhoud terug in de supermarkt.

Hoe onze wc spoelt hangt van omstandigheden af die ik niet kan overzien. Soms gaat dat heel snel, maar andere keren stijgt het water opeens tot de rand en zakt het daarna heel rustig, als het dalen van een rivier. Voor een feest met zeventig bezoekers is onze wc misschien te onbetrouwbaar, daarom hebben we een eco toilet gehuurd. Dat is een groen (eco immers) plastic hokje in de tuin. Maar die bleek lek, dus toen kregen we een rode, die toevallig óók op de vrachtwagen stond. De rode plastic wc heeft, anders dan de groene, geen spoelmechanisme. Door de wc-bril blijf je altijd zien wat je achterlaat. Dat drijft in een blauwe stroperige vloeistof die pregnanter ruikt dan zeventig gasten. Het ruikt niet erg eco, maar hij is ook alarmrood en ons als noodoplossing gegeven, dus wie zegt dat die rode óók eco is?

De Groningse wind staat erop te beuken. Als ik de rode wc betreed is het alsof ik in de trein zit, of in het vliegtuig. Soms voel ik een luchtzak. Als ik dat allemaal beleefd heb en de deur achter me dichttrek sta ik gewoon weer in de tuin.

donderdag 4 juni 2009

ballonnenpomp

Voor de voorbereiding van het feest hebben we flink de tijd uitgetrokken. Vandaag besteedde ik aan de aankleding van de feestruimtes. Met guirlandes, of zo wil ik het graag noemen, de pronktechniek die gebruik maakt van volumevergroting. Een cilindervormige slinger, die ik met één touwtje uit een plat pakketje tevoorschijn trek. En ballonnen. Eén zakje ballonnen ter grootte van een damestas; met lucht erbij geeft dat makkelijk vier kubieke meter guirlande-pret.

Nou ja, makkelijk ... Vóór alle feesten met ballonnen die ik sinds ik ouder ben dan 25 vierde liet ik mij verleiden om een ballonnenpomp te kopen. Leer ik dan helemaal niks? Ik heb er zeker al vier in huis, en sinds aankomend feest is er weer eentje bij. En ze deugen geen van alle. Ik hoop dat alle ballonnenpompen ontwerpfouten hebben, want het kost buitensporig veel spierkracht om een ballon op te pompen met een ballonnenpomp. Alle 99 andere ballonnen deed ik weer met mijn mond; wel zo efficiënt.

Ik heb wel eens gelezen dat de menselijke kaakspieren de sterkste van het hele lichaam zijn. Waarom wordt er in de manuele aandrijftechniek niet wat meer gebruik gemaakt van de mond?

woensdag 3 juni 2009

bijproducten


Binnenkort moet het spannende jongensboek Practical Building of Methane Power Plants van L. John Fry terug naar de bibliotheek. Ik heb er niet méér in gelezen dan ik in een atlas doe; ik heb er vooral verlekkerd in gebladerd. Dat ligt niet aan L. John Fry, dat ligt aan mijn moeizame relatie met de Engelse taal. Misschien moet ik, in 2047, op de dag dat bij mij de verveling toeslaat, dat boek in het Nederlands gaan vertalen, zodat ikzelf en liefhebbers van avonturenverhalen dit boek kunnen omarmen. Het exemplaar dat ik nu hier in huis heb is al eens verwijderd uit de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Daarna kwam het in de bibliotheek van de Technische Hogeschool Eindhoven, waar het, sinds 1 februari 1995, tot ik het leende, niet meer uit geweest is. Onbarmhartig, dat moet me van het hart.

Leuk, hoe Fry, die een varkenshouderij had met duizend stuks vee, bijvoorbeeld in hoofdstuk 13 beschrijft dat je moet oppassen voor kadavers in de vergister, omdat die voor het mysterieuze gas H3P zorgen. Zit er veel fosfor in fauna? H3P - 'phosphine' - ruikt naar rotte vis. Phosphine is gevaarlijk, zegt Fry, omdat de combinatie met methaan spontaan kan ontbranden. Dat zijn de dwaallichtjes, die ook spontaan op kerkhoven schijnen te schijnen.

En dan is er H2S, 'zwavelwaterstof', dat uit elke vergister met de juiste receptuur omhoog dampt. Zwavelwaterstof ruikt naar rotte eieren. Alle moderne boeren met een mestvergistingsinstallatie hebben een peperdure ontzwavelingsmachine. L. John Fry (het boek is uit 1974) merkt nogal droog over zwavelwatersof op: useful for detecting leaks.

dinsdag 2 juni 2009

Joe Speedboot

Afgaand op de auteursfoto's, die hier en daar opduiken, was ik niet geneigd om iets van Tommy Wieringa te gaan lezen. Tommy Wieringa laat zich graag terloopsig afbeelden, zonder enthousiasme. Alleen, in een weids landschap. Misschien met een onderdanig hondje aan zijn voeten. Vermoedelijk is Tommy Wieringa heel erg eenzaam en verlegen, maar dat hij daarom zo'n gewichtig masker kiest maakt hem voor mij op het eerste gezicht onsympathiek.

Het boek dat hij jaren geleden geschreven heeft, maar dat nu voor weinig geld in de boekhandel ligt - Joe Speedboot - gaat over een technisch jongetje. Ik vind dat lovenswaardig, dat iemand over een technisch jongetje schrijft. Over een technisch meisje was beter geweest, maar vooruit, het is een begin. Hoe en waarom het technische jongetje al die technische moeite doet, daar kom ik niet achter, terwijl ik mij moeizaam door het boek vecht. Joe Speedboot bouwt bijvoorbeeld als hij vijftien is een vliegtuig, omdat een vriendje van hem graag wil weten hoe de kut van de buurvrouw eruit ziet als in haar ommuurde tuin naakt ligt te zonnen.

Ik begrijp dat het vriendelijk bedoeld is, maar echt verguld ben ik er niet mee, als ik met Joe Speedboot vergeleken word.

maandag 1 juni 2009

Vrijwillige Zeis Brigade


Onze boomgaard meet negen are. Sinds de twee stukken weer door de eigenaar tot één zeis aan elkaar gelast zijn, heb ik die 30 bij 30 meter helemaal gemaaid. Je kunt zeggen dat ik nu weet hoe dat moet, zeisen. Het is handig om met de wind mee te zeisen, omdat het gras van mij afbuigt en ik er makkelijker bij kan. Het was ook handig om het gemaaide gedeelte aan mijn linkerzijde te houden, zodat het gemaaide gras niet op het gras terecht komt dat nog gemaaid moet worden.

Zeisen is een fysieke bezigheid, waarbij ik mijn hele lichaam gebruik. Alles wat ik bijvoorbeeld dertig jaar geleden op tennisles geleerd heb, pas ik nu toe: door mijn knieën, kijken naar het ballengras, de vloeiende beweging. Maar ook iemand die golf speelde of die gewichten geheven heeft zal zijn ervaring bij het zeisen kunnen toepassen. Mijn beenspieren, rug- en buikspieren, mijn borst en mijn armen, ... alles kwam aan bod.

Om mest te vergisten is bijna altijd ook nog wat biomassa nodig: blaadjes, aardappelschillen, bietenloof, gras. Dit zou ook als veevoer gebruikt kunnen worden. Sommige boeren vinden het daarom onethisch om biomassa in de vergister te gooien. Maar zolang er geen schapen grazen in Amsterdam kan de Vrijwillige Zeis Brigade van Dutch Comfort College uit de parken en bermen van de stad de biomassa voor de stadsvergister verzamelen. Jonge, gespierde mannen in het groen.